Ik herinner me nog dat ik als kind, ik was misschien een jaar of 5, het kan ook wat ouder zijn, aan het tekenen was. En ik zag een beeld van mezelf, als ik groot was. Ik zag hoe ik tekenles gaf in een houten huisje. Het voelde magisch en heel bijzonder. Dat was het helemaal voor mij. Tekenen, knutselen, verhalen bedenken, kleien met klei die ik uit de grond haalde. Ik had overal kleiholen, waar ik soms tot aan mijn schouder in het gat verdween om de klei eruit te krabben.
School vroeg veel van mij, ik dacht anders, speelde alleen in de bosjes terwijl de andere kinderen op het schoolplein achter elkaar aan renden. Er bleef maar weinig tijd over voor de dingen die mij energie gaven. Ik moest altijd ‘belangrijkere’ dingen doen en voor dingen maken was weinig ruimte in het systeem. School trok me leeg en als ik thuis kwam was er geen energie meer.
Op de middelbare school ervoer ik een periode van bloei in mijn creativiteit. Ik had een tekenleraar die ik erg leuk vond en elk tussenuur ging ik tekenen of schilderen. Toen de tekening waar ik hart en ziel had gestoken een lager cijfer kreeg dan kloppend voelde voor mij, ging het op slot. Een poosje tekende ik woest krassend met potloden. Een tekening van gewonde honden op een vuilnisbelt.
Ik had niet geleerd om met deze teleurstellingen om te gaan, het voelde als een mes in mijn hart. Ik bleef zitten dat jaar en ik wist, dit red ik niet meer. Nog een jaar gevuld met dingen die mij niet voeden, overprikkeld door alle mensen en energieën om mij heen.
Uiteindelijk lukte het me om op de kunstacademie terecht te komen, maar om iets te maken, moest ik mezelf dwingen. Persen. Ik had geen enkel zelfbewustzijn. Na een eerste diepe val, omdat ik mijn grenzen niet voelde en me volledig liet leegzuigen door elk vriendje dat ik had, besloot ik te vertrekken. Ik ging naar Antwerpen, om daar naar de kunstacademie te gaan.
Ik verdroeg geen mensen meer om me heen, een normaal gesprek kon ik niet meer voeren, dan verdween ik helemaal in de ander en was ik weg. Schilderen was het enige wat ik wilde en ik werkte keihard. Vanuit zelfdiscipline en in constant gevecht tegen innerlijke weerstand, mijn groei ging langzaam. De docent was een gevoelige maar depressieve man, die kunst vanuit zijn eigen nauwe technische kader bekeek. Altijd als hij langs was geweest om mijn werk te bespreken, was ik helemaal uitgeschakeld. Alles wat ik deed leek zinloos en waardeloos. Ik moest een paar uur herstellen van zijn bemoeienissen met mijn werk.
De eerste werkbespreking kwam eraan. Iedereen was doodsbang. En ik zag dit, ondanks mijn dichte geest, en ik wist ook hoe belachelijk het was om je levenswerk zo afhankelijk te maken van de mening van anderen. Toch ging ik bij die werkbespreking volledig naar de kloten.
Toen het moment daar was en ik de ruimte instapte met 5 ouderwetse strenge mannen, die mijn werk hadden bekeken en gingen beoordelen, was ik nog wel positief. Ik wist dat ik nog niet was waar ik zou kunnen zijn met mijn werk, maar ik had die eerste maanden toch wel wat vooruitgang geboekt. Ik had nog nooit naar waarneming stillevens geschilderd en ik vond dat ik toch een duidelijke, groeicurve had doorgemaakt. Echter, alles, maar dan ook alles wat ik had neergezet was onvoldoende. Kleurgebruik, vorm, compositie enz enz. In mijn herinnering brachten ze de boodschap als een bruut verwijt. Het was een agressieve omgeving en het laatste beetje creativiteit dat nog via mijn hart naar buiten stroomde werd vertrapt. Ze zeiden helemaal niks over mijn proces. Ik werd boos en zei dat ik mijn werk wel goed vond. Ik kreeg nog een hardere trap terug. En ik vertrok, woest stapte ik naar buiten. De andere studenten waren onder de indruk van mijn boosheid. Dat ik dat durfde te uiten.
Vanaf dat moment kon ik niet meer schilderen. Zodra het gelukt was om een kwast naar het doek te brengen ging het licht uit en zag ik niks meer. Helemaal verblind. Ik wist dat ik kunst wilde maken, dat dat was waarom ik hier ben, maar ik kon er niet meer bij komen. Jaren van vechten tegen de schreeuwende stemmen en verlammingen die ontstonden als ik weer een stap wilde zetten richting creatieve expressie.
Ik bleef op mijn pad, maar ik groeide niet meer en het kostte al mijn energie om überhaupt aan het werk te gaan. Het duurde lang voor ik zelfbewust werd en ik stukje bij beetje het verdriet kon toelaten en de negatieve overtuigingen die ontstaan waren ging herkennen. Het helingsproces was er eentje waarin ik soms weken in diepe pijn vertoefde. Telkens als ik het gevecht losliet tegen zware gevoelens die omhoogkwamen, gebeurde er iets positiefs in mij. Ik werd een beetje lichter en er kwam een soms nauwelijks merkbare kanteling.
Het waren processen van jaren, omdat ik eigenlijk geen idee was waar ik mee bezig was, maar mijn creatieve zelfexpressie begon weer zachtjes te stromen. De serie werken Dingetjes was echt een doorbraak in mijn creatieve flow. Voor het eerst kon ik het echt laten stromen en spelen en werken als een kind, zonder oordeel. Zowel het maken van de werken, als het maken van de doosjes waarin ze verpakt zijn, het stroomde.
Dit is niet waar het verhaal eindigt natuurlijk. Het was toen tijd voor een uplevel die dit verhaal veel langer maakt dan nodig is. Het resultaat is echter dat ik weer dichter bij mezelf sta en weer verder ga op mijn pad als kunstenaar en het werken met mensen en hun creativiteit.